Uitgangspunt van het socialezekerheidsstelsel in Nederland is dat mensen met arbeidsvermogen zo veel mogelijk werken naast hun uitkering, op een arbeidsmarkt die toegankelijker moet worden voor mensen met een arbeidsbeperking. Mensen moeten daarnaast tot op steeds hogere leeftijd doorwerken.
Belangrijkste punten in deze paragraaf
We hebben in 2019 161.000 sociaal‑medische beoordelingen uitgevoerd, 2,8% meer dan in 2018.
We konden eind 2019 op het eerste oog over voldoende artsen (941 fte’s) beschikken, maar in de praktijk waren 764 fte’s beschikbaar om alle gevraagde beoordelingen tijdig uit te voeren. Dat komt doordat het niet allemaal geregistreerde verzekeringsartsen zijn en doordat artsen die bezig zijn met de specialisatie tot verzekeringsarts worden begeleid door geregistreerde verzekeringsartsen die daardoor op hun beurt niet volledig inzetbaar zijn voor het uitvoeren van beoordelingen. Het werken met taakdelegatie en contraseign levert wel extra verzekeringsgeneeskundige capaciteit op, maar niet voldoende. Bovendien zal het aantal sociaal‑medische beoordelingen de komende jaren alleen maar toenemen door een stijgend gebruik van de WIA en we verwachten dat er bij mensen die een beroep op de WIA doen sprake zal zijn van een complexere problematiek. Ook is sinds begin 2020 de instroom in de Ziektewet hoger – door de terugkeer van een aantal grote uitzendbureaus naar het publieke stelsel. Tot slot komt er mogelijk een arbeidsongeschiktheidsregeling voor alle zzp’ers. We blijven met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) in gesprek over mogelijke aanpassingen in onze manier van beoordelen, zodat we de noodzakelijke claimbeoordelingen ook in de toekomst effectief en efficiënt kunnen blijven uitvoeren.
Toename sociaal-medische beoordelingen niet meer op te vangen
Steeds meer Nederlanders maken daardoor gebruik van regelingen waarvoor een sociaal‑medische beoordeling nodig is. Het gebruik van de WIA, die eind 2005 is ingevoerd als opvolger van de WAO, neemt toe: de komende decennia stijgt het aantal WIA‑gerechtigden naar verwachting netto met 10.000 tot 25.000 per jaar. Ook het aantal sociaal‑medische beoordelingen neemt daardoor toe. Die groei is binnen de huidige kaders niet meer op te vangen. Door de al eerder genoemde terugkeer van een aantal grote eigenrisicodragende uitzendbureaus naar het publieke bestel krijgen we vanaf 2020 ook meer plausibiliteitsspreekuren voor de Ziektewet en meer eerstejaars Ziektewet‑beoordelingen te verwerken. Daarnaast komt er mogelijk een arbeidsongeschiktheidsregeling voor alle zzp’ers. Hierdoor is het nodig dat we maatregelen nemen, om te voorkomen dat burgers in de toekomst langer moeten wachten op hun beoordeling. De maatregelen zorgen ook voor een hogere rechtmatigheid van uitkeringen. Onder het kopje Maatregelen om de totale instroom van beoordelingen te verwerken gaan we hier nader op in.
Aantal uitgevoerde beoordelingen
We hebben in 2019 161.000 sociaal‑medische beoordelingen uitgevoerd, 2,8% meer dan in 2018. Dit was mogelijk dankzij de werving van vooral basisartsen en de toename van het aantal verzekeringsartsen en artsen in het vierde jaar van hun opleiding tot verzekeringsarts dat werkt met taakdelegatie. Het aantal uitgevoerde beoordelingen stijgt echter niet evenredig met de groeiende brutocapaciteit. Ervaren verzekeringsartsen investeren tijd in de opleiding en begeleiding van de nieuw geworven basisartsen, waardoor ze zelf minder beoordelingen kunnen uitvoeren. Voor de langere termijn zijn deze opleidingsinspanningen echter essentieel: we verwachten dat de komende jaren veel ervaren artsen uitstromen, onder andere vanwege pensionering. We houden er dus rekening mee dat de voorraden sociaal‑medische beoordelingen op de korte termijn oplopen, maar kunnen dan op de lange termijn beschikken over een toekomstbestendig bestand van verzekeringsgeneeskundige capaciteit. Op die manier kunnen we blijven voldoen aan onze wettelijke en maatschappelijke opdracht.
De focus binnen onze organisatie heeft in 2019 gelegen op het verhogen van het aantal beoordelingen. De absolute randvoorwaarde hierbij is dat er geen concessies worden gedaan aan professionele kwaliteit. Als gevolg van een aantal incidenten op dat vlak (zie hieronder onder het kopje Herstelacties) is de focus op professionele kwaliteit verhoogd. Dit mag echter niet ten koste gaan van het innoverend vermogen van onze organisatie. Wanneer we alternatieve werkwijzen uitproberen, zorgen we daarom voor extra begeleiding om te waarborgen dat gehandeld wordt binnen wettelijke en professionele kaders. Daarnaast investeren we in data‑analyses om te monitoren dat de vereiste processtappen worden geregistreerd. Inhoudelijk blijven wij steunen op ons interne kwaliteitssysteem, waarbij we maandelijks in ieder district dertig dossiers toetsen. Dossiers die niet compleet zijn worden ter aanvulling teruggelegd in de uitvoering. Op deze maandelijkse toetsing vindt vervolgens een onafhankelijke landelijke review plaats.
We voeren herbeoordelingen uit op verzoek van de uitkeringsgerechtigde zelf, of van diens werkgever of verzekeraar. Ook als we vermoeden dat de sociaal‑medische situatie van de klant is gewijzigd, of wanneer het onduidelijk is of er sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid, kan de verzekeringsarts een herbeoordeling inplannen. Het resultaat van een herbeoordeling kan zijn dat iemand een hogere of een lagere uitkering krijgt, of zijn uitkering verliest. De herbeoordeling is daarmee een belangrijk instrument om te toetsen of iemand nog de juiste uitkering ontvangt en of de uitkering rechtmatig is. Daarnaast levert de herbeoordeling informatie op over eventuele wijzigingen in de restverdiencapaciteit en daarmee de activeringsmogelijkheden van de klant. Met die informatie en de persoonlijke, op werk gerichte dienstverlening (zie de paragraaf Mensen met een arbeidsbeperking en werkgevers bij elkaar brengen) die we de klant daarna verlenen, bieden we deze verder perspectief. Het gerealiseerde aantal beoordelingen is minder dan het begrote aantal van 168.500. Daardoor zijn voorraden en achterstanden opgelopen tot boven het niveau van eind 2018. Naast de verhoogde opleidingsinspanningen is nog een aantal factoren van invloed op de productiviteit. Allereerst hebben we te maken met een groter aantal WIA‑aanvragen. De behandeling van WIA‑aanvragen is arbeidsintensiever en vereist meer kennis dan die van eerstejaars Ziektewet- en Participatiewet‑beoordelingen. Dit komt mede doordat er bij de aanvragers steeds vaker sprake is van complexe multiproblematiek. Daarnaast hebben we sinds het tweede tertaal van 2019 veel capaciteit ingezet op herstelacties van door het Ondersteuningsteam Noord niet volgens de richtlijnen uitgevoerde herbeoordelingen (zie ook hieronder onder het kopje Herstelacties). Dit team is per 1 november 2019 ontbonden, de medewerkers worden weer regulier ingezet.
Herstelacties
Naar aanleiding van interne bevindingen en berichtgeving in de media hebben wij in 2019 een herstelactie uitgevoerd op herbeoordelingen die waren verricht door een speciaal daarvoor opgericht team, het Ondersteuningsteam Noord. Dit team heeft in 2018 bij een herstelactie circa 3.000 mensen met een volledige WIA‑uitkering herbeoordeeld. In een groot aantal gevallen was de uitkomst van die herbeoordeling dat de klant duurzaam volledig arbeidsongeschikt was en dus recht had op een IVA‑uitkering. Bij deze herbeoordelingen bleek het team gebruik te hebben gemaakt van een eigen interpretatie van taakdelegatie op een wijze die niet voldoet aan de binnen UWV geldende voorschriften en protocollen. UWV heeft de betreffende dossiers opnieuw bekeken en geconstateerd dat 1.991 herbeoordelingen opnieuw moesten worden uitgevoerd. Eind 2019 had 98% van de betrokken klanten een nieuwe beschikking ontvangen. De overige beoordelingen zullen we voltooien zodra we daarvoor de laatste benodigde medische informatie hebben ontvangen. Op grond van de nieuwe beoordeling behoudt 70% de IVA‑uitkering, 5% krijgt nu een volledige WGA‑uitkering om medische redenen, 8% een volledige WGA‑uitkering om arbeidskundige redenen en 6% een gedeeltelijke WGA‑uitkering. 11% is minder dan 35% arbeidsongeschikt bevonden en heeft daarom geen recht op een WIA‑uitkering. We hebben besloten deze laatste groep te compenseren: zij krijgen een vergoeding ter hoogte van de IVA‑uitkering voor een periode van vier maanden die ingaat na de wettelijke uitlooptermijn van twee maanden. Eventuele inkomsten uit arbeid worden met deze uitkering verrekend. Daarnaast kunnen deze mensen vanaf het moment van hun beschikking vijf jaar lang gebruikmaken van de persoonlijke dienstverlening van UWV, inclusief de mogelijke inkoop van een re‑integratietraject. Begin februari 2020 waren er 365 bezwaren tegen deze beslissingen ingediend. Op 92 daarvan was een beslissing genomen, 29% van deze bezwaren bleek gegrond.
Hierna hebben we nog eens circa vierhonderd herbeoordelingen opnieuw tegen het licht gehouden. Ook hierbij had Ondersteuningsteam Noord een IVA‑uitkering toegekend. Via intern kwaliteitsonderzoek hebben we vastgesteld dat bij 211 van deze dossiers de plausibiliteit van de uitkomst van de herbeoordeling niet is vast te stellen en dat daarom een nieuwe herbeoordeling nodig is. We hebben de betrokken uitkeringsgerechtigden hierover persoonlijk geïnformeerd. Ook voor deze groep geldt dat degenen die bij de nieuwe herbeoordeling minder dan 35% arbeidsongeschikt worden bevonden recht hebben op financiële compensatie en persoonlijke dienstverlening. De bezwaarprocedure tegen de uitkomsten van de herstelacties loopt nog. Daardoor is er nog geen betrouwbare informatie beschikbaar over het aantal bezwaren en de uitkomsten daarvan.
Tabel: Overzicht aantallen gerealiseerde sociaal-medische beoordelingen
Begroting 2019 | Realisatie 2019 | Verschil | |
Claimbeoordelingen | 83.600 | 82.735 | -865 |
Eerstejaars Ziektewet-beoordelingen | 40.000 | 40.845 | 845 |
Herbeoordelingen | 44.900 | 37.424 | -7.476 |
Totaal | 168.500 | 161.004 | -7.496 |
Effecten op de voorraad
De voorraad herbeoordelingen is in 2019 met 2.500 toegenomen tot 34.010.
Grafiek: Ontwikkeling van de voorraad herbeoordelingen 2017-2019
Na 44 weken ziekte voeren we een eerstejaars Ziektewet‑beoordeling (EZWB) uit. Als we bij de beoordeling vaststellen dat de vangnetter meer dan 65% van zijn maatmanloon kan verdienen in passende arbeid, dan vervalt het recht op de Ziektewet‑uitkering. Het maatmanloon is het loon dat iemand verdiend zou hebben als hij niet ziek zou zijn geworden. De voorraad eerstejaars Ziektewet‑beoordelingen per eind 2019 bedroeg 14.600 en blijft daarmee onder de streefwaarde van 15.000.
Tabel: Voorraadontwikkeling
Eind 2018 | Eind 2019 | Verschil | |
Voorraad claimbeoordelingen | 14.304 | 18.652 | 4.348 |
Achterstand voorraad claimbeoordelingen | 1.436 | 4.320 | 2.884 |
Voorraad eerstejaars Ziektewet-beoordelingen | 13.834 | 14.589 | 755 |
Achterstand voorraad eerstejaars Ziektewet-beoordelingen | 3.883 | 4.455 | 572 |
Voorraad herbeoordelingen | 31.528 | 34.010 | 2.482 |
Achterstand voorraad herbeoordelingen | 18.699 | 18.820 | 121 |
Totaal voorraad | 59.666 | 67.251 | 7.585 |
Totaal achterstand voorraad | 24.018 | 27.595 | 3.577 |
De toename van de voorraad herbeoordelingen is in 2019 verder afgevlakt ten opzichte van de afgelopen jaren: de groei van de voorraad was 35% minder groot dan in 2018 en de groei van de achterstand was 51% minder groot. We hebben aan de meeste afspraken met het ministerie van SZW op het gebied van sociaal‑medische beoordelingen voldaan, maar de beoogde trendbreuk voor de voorraad herbeoordelingen is onvoldoende gerealiseerd. Verdere maatregelen om onze verzekeringsgeneeskundige capaciteit op te schalen blijven dus noodzakelijk. Terwijl we daarin investeren moet de dienstverlening op orde zijn en blijven. Om deze reden zijn we met het ministerie van SZW in gesprek over onder meer een andere manier van omgaan met herbeoordelingen. De instroom van herbeoordelingen op verzoek van uitkeringsgerechtigden zelf is afgenomen, doordat we klanten bellen om te vragen of de herbeoordeling nog steeds nodig is. Dit scheelt ongeveer 150 herbeoordelingen per maand; dat heeft ook een positief effect op de achterstanden bij de herbeoordelingen. Hierdoor kunnen we meer verzekeringsgeneeskundige capaciteit inzetten op claimbeoordelingen.
Maatregelen om de totale instroom van beoordelingen te verwerken
Om een duurzame trendbreuk te realiseren in de balans tussen de benodigde en de beschikbare artsencapaciteit, is het van belang dat we elke beoordeling tijdig en kwalitatief goed verwerken. Om de beschikbare artsencapaciteit op peil te houden is het ook nodig de uitstroom van artsen op te vangen. Daarom treffen we diverse maatregelen. We blijven allereerst nieuwe artsen werven en investeren in hun opleiding (zie ook verderop onder het kopje Stand van zaken verzekeringsartsencapaciteit). Verder geven we waar mogelijk gevolg aan de aanbevelingen voor effectieve en innovatieve inzet van de artsencapaciteit die we half 2018 bij een expertgroep hebben ingewonnen. Deze expertgroep bestaat uit vertegenwoordigers uit de vak- en beroepsgroep van verzekeringsartsen en bedrijfsartsen (de Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde (NVVG), de vakvereniging van verzekeringsartsen bij UWV Novag en de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB)), de wetenschap (Amsterdam UMC) en UWV.
Innovaties
Daarnaast blijven we investeren in innovaties om professioneel te blijven werken: we voeren op gecontroleerde wijze experimenten uit om met behoud van kwaliteit het aantal beoordelingen van teams te verhogen. Kern hierbij is meer vertrouwen in het vakmanschap van onze professionals: we geven hun meer ruimte om binnen de wettelijke kaders de juiste afwegingen te maken bij het beoordelen van elke klant die aan het team is toebedeeld. Een voorbeeld hiervan is de screeningsmethode die we steeds vaker gebruiken bij de eerstejaars Ziektewet‑beoordelingen. Daarmee maken we een inschatting van de uitstroomkans uit de Ziektewet. Een multidisciplinair team met een verzekeringsarts, een arbeidsdeskundige en een re‑integratiebegeleider, screent het dossier van de klant en een door de klant ingevulde vragenlijst. Wanneer daaruit blijkt dat er een kleine kans op uitstroom bestaat en dat er dus grote kans is dat de betrokken uitkeringsgerechtigde recht op een Ziektewet‑uitkering behoudt, dan geven we een beslissing af zonder reguliere beoordeling. In de eerste maanden van 2019 is dit proces geëvalueerd. Op basis daarvan is een interne handreiking vastgesteld om deze screeningswijze structureel toe te passen. Eerste onderzoek wijst uit dat toepassing van de screeningsmethode een positief effect lijkt te hebben. In 2020 kijken we naar de structurele effecten.
Werken met taakdelegatie
In 2019 zijn er meer artsen die met taakdelegatie werken dan in 2018. De minister heeft UWV verzocht om werken met taakdelegatie zo snel en zo breed mogelijk verdergaand in te voeren. Om dit mogelijk te maken willen we taakdelegatie uitbreiden met de inzet van een medisch secretaresse in de Ziektewet‑arbodienstverlening en een sociaal-medisch verpleegkundige bij claimbeoordelingen. We hebben beide werkwijzen beproefd in pilots en daarna een adviesaanvraag ingediend bij de medezeggenschap. De komende maanden beziet het ministerie van SZW of een wettelijke basis kan worden gecreëerd voor deze werkwijze. Parallel daaraan gaan we met de betrokken medewerkers in gesprek over de andere randvoorwaarden voor verdergaande taakondersteuning en taakdelegatie en de beste wijze van professionele afstemming.
Stand van zaken verzekeringsartsencapaciteit
De werving van basisartsen, met de intentie deze op te leiden tot verzekeringsarts, verloopt goed. We zijn gegroeid van een netto‑artsencapaciteit van 731 fte’s per eind 2018 naar 764 fte’s eind 2019. Investeren in het opleiden van nieuwe artsen blijft noodzakelijk voor een toekomstbestendig bestand van geregistreerde verzekeringsartsen, waarmee we professionele dienstverlening kunnen blijven bieden. We werken toe naar een situatie waarin de beschikbare capaciteit verzekeringsartsen bestaat uit geregistreerde verzekeringsartsen die zo veel mogelijk werken met taakdelegatie, aangevuld met artsen in opleiding tot specialist (AIOS) en artsen niet in opleiding tot specialist (ANIOS). Uit deze laatste groep kunnen we vervolgens AIOS’en werven. In 2019 zijn 149 artsen geworven (doelstelling was 162). In dezelfde periode zijn echter ook 108 artsen uitgestroomd. Dit betrof vooral ANIOS’en die tijdelijk voor UWV kiezen. Verder zetten we in op de begeleiding van coassistenten. In totaal lopen jaarlijks gemiddeld 250 studenten geneeskunde hun coschappen bij UWV. Vorig jaar is het aantal plekken, op verzoek van de opleiding geneeskunde, uitgebreid met vijftig plekken.
Boeien en binden
We willen al onze artsen boeien en daardoor aan ons binden. We investeren bijvoorbeeld in hun opleiding, ontwikkeling en leerklimaat, bieden uitdagend werk, faciliteren taakdelegatie, investeren in innovatie, stimuleren teamgericht werken en schenken hun bovenal aandacht. We hebben onderzocht of en in welke mate de beloning een rol speelt bij aantrekken en behouden van verzekeringsartsen bij UWV. Uit dit onderzoek komt naar voren dat de beloning van verzekeringsartsen in dienst van UWV in de praktijk lager is dan die van verzekeringsartsen in de private sector en andere disciplines met een vergelijkbare functiezwaarte. We hebben dat verschil inmiddels gedeeltelijk overbrugd met een arbeidsmarkttoeslag.
Tabel: Verzekeringsartsencapaciteit
Gemiddeld aantal fte's 2019 | Gemiddeld aantal personen 2019 | Aantal fte’s per eind 2019 | Aantal fte’s per eind 2018 | |
Aantal geregistreerde verzekeringsartsen zonder taakdelegatie | 215 | 261 | 217 | 223 |
Aantal geregistreerde verzekeringsartsen met taakdelegatie | 198 | 226 | 210 | 188 |
Aantal AIOS’en | 142 | 157 | 150 | 139 |
Aantal ANIOS’en | 153 | 161 | 150 | 139 |
Aantal verzekeringsartsen extern en ingehuurd | 88 | 118 | 82 | 93 |
Subtotaal | 796 | 923 | 809 | 782 |
Opleidingsinvestering | ||||
Begeleiding A(N)IOS’en en neventaken | -51 | -54 | -44 | |
Opleiding AIOS’en | -64 | -66 | -65 | |
Opleiding ANIOS’en | -65 | -57 | -64 | |
Subtotaal | -180 | -177 | -173 | |
Extra capaciteit | ||||
Taakdelegatie | 133 | 132 | 123 | |
Subtotaal | 133 | 132 | 123 | |
Totaal netto verzekeringsartsencapaciteit | 749 | 764 | 732 |
De verhouding tussen het aantal niet‑geregistreerde artsen en het aantal (interne) geregistreerde artsen is ten opzichte van 2018 gestegen van 0,64 fte niet‑geregistreerde arts op 1 fte geregistreerde arts naar 0,71 fte op 1 fte per eind december 2019. Onze ervaren artsen moeten dus relatief steeds meer A(N)IOS’en begeleiden – en dat heeft gevolgen voor het aantal beoordelingen dat ze kunnen verrichten. Het gemiddelde ervaringsniveau daalt door het vertrek van ervaren artsen en de hoge instroom van jongere artsen, en dat heeft weer impact op het aantal beoordelingen per arts. Deze trend zal de komende jaren doorzetten omdat een groot deel van onze ervaren artsen zal uitstromen, onder andere vanwege pensionering.