Voor mensen met een arbeidsbeperking is het vaak niet eenvoudig om weer aan het werk te gaan. We ondersteunen hen daarbij met persoonlijke dienstverlening. In 2019 hebben we alle met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) overeengekomen prestatieafspraken over de re‑integratiedienstverlening gehaald.
Contacturen in persoonlijke dienstverlening WIA en Wajong
Voor de WIA voldoen we aan de afspraak dat we met minimaal 90% van alle klanten die sinds 2017 zijn ingestroomd per jaar minimaal één gesprek voeren en gemiddeld 1,8 keer contact hebben. We hebben met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid afgesproken dat we minimaal één keer per jaar contact hebben met minimaal 90% van alle Wajongers met arbeidsvermogen die niet werken of voor wie een re‑integratietraject is ingekocht. In 2019 hadden we minimaal één keer contact met 94% van de Wajongers die in aanmerking komen voor onze dienstverlening. Over de kwaliteit van de registratie rapporteren we in de paragraaf Kwaliteit dienstverlening.
Dienstverlening op maat voor WIA/WGA
We bieden mensen met een WIA/WGA‑uitkering, waar nodig en mogelijk, persoonlijke dienstverlening. Deze dienstverlening is niet alleen bedoeld voor mensen met een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering, maar ook voor mensen die om arbeidskundige redenen een volledige WGA‑uitkering hebben (80–100%). We willen hen activeren om hun zelfredzaamheid te bevorderen en optimaal gebruik te maken van hun mogelijkheden. Doordat we minimaal één keer per jaar contact met de klant hebben, houden we zicht op diens situatie en borgen we de rechtmatigheid van de uitkering. De dienstverlening bestaat, naast coachingscontacten, primair uit ingekochte re‑integratietrajecten zoals de diensten Werkfit maken en Naar werk. Voor mensen met arbeidsvermogen voor wie de stap naar de dienst Werkfit maken nog te groot is, kunnen we sinds 1 mei 2019 ook modulaire diensten inkopen. We benutten de extra middelen voor persoonlijke dienstverlening om WIA/WGA’ers die dat nodig hebben gedurende maximaal vijf jaar te activeren en te ondersteunen richting werk. Als de klant erom vraagt bieden wij ook na die vijf jaar de nodige re‑integratiedienstverlening. Verder gebruiken we de extra middelen voor een effectevaluatie van onze WIA/WGA‑dienstverlening (zie hieronder bij Effectevaluatie).
We starten de dienstverlening met een oriëntatiegesprek. Hierin bespreken we met de WIA/WGA‑gerechtigde hoe hij zijn mogelijkheden het beste kan benutten en wat er nodig is om (nieuw) werk te vinden. In 2019 voerden we 14.313 van deze oriëntatiegesprekken. De gemaakte afspraken leggen we vast in een werkplan. Wanneer voldoende duidelijk is wat de klant kan en wil, stellen we een klantprofiel op. Daarin vermelden we onder andere het aantal uren dat de werkzoekende kan werken, wat diens competenties en affiniteiten zijn, in welke sector hij zou willen werken en welke taken en werkomgeving bij hem passen. Na het gesprek blijven we de klant stimuleren en monitoren we de voortgang die hij maakt via coachings- en monitorgesprekken.
We richten ons in eerste instantie op de mensen die sinds 2017 in onze nieuwe re‑integratiedienstverlening zijn ingestroomd omdat ze het einde van de wachttijd voor de WIA hadden bereikt. In 2019 hebben we met 25.317 van de 29.652 klanten uit deze doelgroep in totaal 59.132 gesprekken gevoerd. Dat is gemiddeld 2,3 gesprek per klant. We hebben voor de meesten van hen een werkplan opgesteld en een zo volledig mogelijk klantprofiel. Soms konden we geen volledig klantprofiel opstellen, omdat nog niet was vastgesteld wat de klant kan en wil. Na ieder vervolgcontact hebben we waar nodig het werkplan en klantprofiel geactualiseerd. Ook mensen die van 2011 tot en met 2016 de WGA zijn ingestroomd maar nog geen re‑integratiedienstverlening ontvingen vanwege andere prioriteiten in de dienstverlening in het verleden, bieden we maximaal vijf jaar basale re‑integratiedienstverlening.
Effectevaluatie
Om te onderzoeken welke interventies doelmatig en doeltreffend zijn om de afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen en de kans op werk voor WGA‑gerechtigden te vergroten, zijn we op 1 oktober 2019 gestart met een effectmeting. Daarvoor is de WGA‑populatie voor een periode van één jaar in drie groepen onderverdeeld: een groep ontvangt geen dienstverlening, een groep ontvangt basale dienstverlening en een groep ontvangt intensieve dienstverlening. Mensen die tot de groep behoren die geen dienstverlening ontvangt, kunnen UWV wel zelf benaderen voor dienstverlening. De WGA‑effectevaluatie, die is gestart in oktober 2019 en doorloopt tot 2024, maakt deel uit van het kennisprogramma Weten wat werkt, dat we samen met het ministerie uitvoeren. De resultaten zullen we gebruiken bij de doorontwikkeling van onze WIA/WGA‑dienstverlening. De eerste tussenresultaten worden opgemaakt in 2021.
Dienstverlening op maat voor Wajong
We willen zo veel mogelijk Wajongers met arbeidsvermogen aan werk helpen en aan het werk houden. In 2018 zijn we gestart met het nieuwe dienstverleningsmodel Wajong. Centraal hierin staat dat we alle Wajongers met arbeidsvermogen actueel in beeld hebben. Dat doen we onder andere door gesprekken met hen te voeren. Wajongers die al een tijdelijk of vast dienstverband hebben bij een reguliere werkgever bieden we ondersteuning om ervoor te zorgen dat ze aan het werk blijven.
Op verzoek van het ministerie van SZW zijn we in 2019 gestart met een verkenning van de dienstverleningsbehoefte van Wajongers die regulier werkzaam zijn en een vast dienstverband hebben. Ook Wajongers die als zelfstandige werkzaam zijn vragen we of ze behoefte hebben aan onze dienstverlening. Het verzoek van het ministerie is mede gebaseerd op onderzoeken naar het bevorderen van een duurzame deelname van Wajongers aan de arbeidsmarkt. In overleg met het ministerie hebben we op vier vestigingen de manier van benaderen van deze doelgroep zorgvuldig beproefd. Aansluitend hebben we in de tweede helft van 2019 in alle regio’s een beperkt aantal Wajongers uit de doelgroep benaderd en de resultaten daarvan vastgelegd. Eind 2019 hadden we met ruim 2.500 werkende Wajongers gesprekken gevoerd. Ongeveer 600 van hen hadden toen aangegeven behoefte te hebben aan ondersteuning. Dat kan inzet van jobcoaching zijn, maar ook ondersteuning bij bemiddeling naar een andere functie. De overigen waren over het algemeen positief over het feit dat ze door UWV zijn benaderd, maar gaven aan, in ieder geval voor dit moment, tevreden te zijn met de huidige werkplek. De meerwaarde van het contact is dat zij UWV (weer) scherper op het netvlies hebben als organisatie die ze kunnen benaderen met vragen over werk en wat daarmee samenhangt. In het voorjaar van 2020 bespreken we met het ministerie de resultaten en het vervolg.
Voor Wajongers met een tijdelijk dienstverband is onze dienstverlening gericht op, zo mogelijk, het verlengen van het dienstverband. Mede dankzij onze inspanningen zijn in 2019 voor deze doelgroep 9.828 contracten verlengd. Indien contractverlenging niet mogelijk is, is de insteek om vroegtijdig (voordat de Wajonger werkloos wordt) te starten met de bemiddeling naar een nieuwe werkkring. Wajongers met een vast dienstverband benaderen we in principe eerst telefonisch. Tijdens het gesprek leggen we uit wat de bedoeling van het contact is, brengen we de situatie van de Wajonger in kaart en bekijken we of en aan welke ondersteuning hij behoefte heeft. Bij behoefte aan ondersteuning op de werkplek kan dat bijvoorbeeld de inzet van jobcoaching zijn.
We hebben inmiddels minimaal één gesprek gevoerd met 49.635 van de 52.830 (94%) Wajongers met arbeidsvermogen die niet werken of voor wie geen re‑integratietraject is ingekocht. De overige 3.195 zijn voornamelijk Wajongers die eerder hebben afgezien van dienstverlening. In het afgelopen jaar hebben we 94% (5.864 van 6.244) van alle Wajongers die eerder hadden afgezien van dienstverlening opnieuw benaderd met een dienstverleningsaanbod. Het overgrote deel (96%) van deze groep heeft te kennen gegeven dat ze geen gebruik van dit aanbod willen maken. Gemiddeld hebben we in de afgelopen twaalf maanden 1,96 gesprek per Wajonger gevoerd. Tijdens de gesprekken nemen we hun actuele situatie door en bespreken we hoe wij hen desgewenst kunnen ondersteunen richting betaald werk en ook wat hun verplichtingen zijn.
Bij onze contacten met Wajongers monitoren we ook de rechtmatigheid van hun uitkering. Wanneer we vermoeden dat de gezondheidssituatie van de Wajonger is veranderd, of als er onduidelijkheid is over diens re‑integratiemogelijkheden, bespreken de arbeidsdeskundige en de verzekeringsarts dit samen. Dit kan leiden tot een herbeoordeling. In 2019 leidde deze werkwijze tot 712 beschikkingen op aanvragen voor een herbeoordeling. De herbeoordeling leidde in 515 gevallen tot aanpassing van de uitkering, 7 uitkeringen werden beëindigd en 190 uitkeringen bleven ongewijzigd.
We verstrekten 33.500 voorzieningen aan Wajongers met arbeidsvermogen. Het ging vooral om ondersteuning door jobcoaches. Ook verstrekten we voorzieningen aan mensen die naar het oordeel van UWV niet over arbeidsvermogen beschikken maar die wel een beroep op UWV doen voor een voorziening om te kunnen gaan werken. Het gaat dan bijvoorbeeld om mensen die maar een beperkt aantal uren en/of dagen in de maand kunnen werken.
Uitstroom naar werk vanuit een arbeidsongeschiktheidsuitkering
Wij vinden het belangrijk dat mensen hun mogelijkheden optimaal benutten. De WIA/WGA‑dienstverlening is erop gericht om mensen met een arbeidsbeperking die hun eigen werk niet meer kunnen uitoefenen maar wel beschikken over arbeidsvermogen, naar betaalde arbeid te begeleiden. Dankzij de extra middelen die we nu hebben kunnen we ook een grotere bijdrage leveren aan het activeren van mensen met een WIA/WGA‑uitkering. Het resultaat van de activering is zichtbaar: het aantal mensen met een WIA‑uitkering dat dit jaar werk vond, was 20% hoger dan in 2018. Het aantal Wajongers dat werk heeft gevonden, is iets lager dan in 2018 maar nog steeds hoger dan het met het ministerie van SZW afgesproken aantal. Wajongers die nog geen werk hebben behoren steeds vaker tot de groep met de grootste afstand tot de arbeidsmarkt. Het aantal mensen met een Ziektewet‑uitkering en een WAO- of WAZ‑uitkering dat in 2019 een baan vond, daalde iets. In totaal vonden in 2019 13.100 mensen met een arbeidsbeperking een baan. Dat is iets minder dan in 2018 (13.300).
Tabel: Uitstroom naar werk van mensen met een arbeidsbeperking*
*2019 | *2018 | |
Mensen met recht op Wajong-uitkering | 8.600 | 9.000 |
Mensen met recht op overige arbeidsongeschiktheidsuitkeringen | 4.500 | 4.300 |
Mensen met recht op WAO-/WAZ-uitkering | 300 | 400 |
Mensen met recht op WIA-uitkering | 3.500 | 2.900 |
Mensen met recht op Ziektewet-uitkering | 700 | 1.000 |
Aantal aan werk geholpen mensen met een arbeidsbeperking | 13.100 | 13.300 |
- * De aantallen worden op verschillende manieren berekend. Bij de Wajong tellen we alleen de mensen die een arbeidsovereenkomst van minimaal zes maanden voor minimaal twaalf uur per week hebben aanvaard. Bij de WIA, WAO en WAZ tellen we de mensen van wie de re‑integratiedienstverlening is beëindigd omdat ze voor hun resterende verdiencapaciteit werk hebben aanvaard. Voor de Ziektewet tellen we uitsluitend de mensen die na een re‑integratietraject aan het werk zijn gegaan.
In 2019 hebben ook nog circa 7.200 mensen met een WIA/WGA‑uitkering gedeeltelijk het werk hervat.
Inzet re-integratiediensten
UWV koopt voor klanten met een Ziektewet- of arbeidsongeschiktheidsuitkering re‑integratiedienstverlening in bij re‑integratiebedrijven. Het gaat om re‑integratiediensten in twee stappen van elk zes tot negen maanden: eerst de dienst Werkfit maken en daarna de dienst Naar werk. Doordat Ziektewet‑uitkeringen vaak al beëindigd zijn op het moment dat het Werkfit maken‑traject is voltooid, kopen we in de praktijk steeds minder Naar werk‑trajecten in. Na de aanpassingen in oktober 2017 van het Inkoopkader 2016–2020 Re‑integratiediensten is gebleken dat er toch nog dienstverlening ontbreekt. Het betreft re‑integratiediensten voor mensen met arbeidsvermogen voor wie de stap naar de dienst Werkfit maken nog te groot is. Met ingang van 1 mei 2019 is voor deze klantgroep een landelijke pilot gestart met modulaire re‑integratiediensten. Deze vier diensten kunnen op elk moment onafhankelijk van elkaar worden ingezet totdat de werkzoekende toe is aan het Werkfit maken‑traject. We monitoren of de introductie van modulaire re‑integratiediensten leidt tot meer inkoop van Werkfit maken waardoor de verhouding tussen Werkfit maken en Naar werk nog verder zal opschuiven.
In 2019 zijn 29.148 re‑integratiediensten ingekocht. Het voor 2019 beschikbare budget was € 95,0 miljoen (inclusief budget voor de regeling Individuele Plaatsing en Steun). De totale uitgaven voor 2019 waren € 85,9 miljoen (voor 2018: € 85,4 miljoen). Het meeste geld is uitgegeven aan re‑integratiedienstverlening voor Wajongers (33%) en voor WIA/WGA’ers (34%).
Tabel: Aantal ingekochte re-integratietrajecten* (incl. IPS-trajecten)
2019 | 2018 | |
WAO | 408 | 440 |
Ziektewet | 8.231 | 8.777 |
oWajong/Wajong 2010 | 9.212 | 10.202 |
WIA | 9.990 | 9.155 |
WW (WIA/Ziektewet < 35%) | 1.232 | n.v.t. |
IPS (gemeenten) | 75 | n.v.t. |
Totaal | 29.148 | 28.574 |
- * Naast de in de tabel genoemde 29.148 re‑integratietrajecten die we vanuit het budget van € 95 miljoen hebben ingekocht, hebben we 1.097 Ziektewet‑arbo‑interventies ingekocht.
Ook scholingen vallen onder re‑integratiediensten. Voor mensen met een arbeidsongeschiktheids- of Ziektewet‑uitkering hebben we in 2019 3.295 scholingen ingekocht. Er werden 3.996 scholingen afgesloten, waarvan 2.981 met en 1.015 zonder diploma. Eind 2019 liepen er nog 2.701 scholingen. Zie voor scholingen WW de paragraaf Scholingsbudget WW.
We kunnen sinds 2019 ook re‑integratietrajecten inkopen voor mensen die in de WW terecht zijn gekomen omdat ze bij de claimbeoordeling minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn bevonden en daardoor niet in aanmerking komen voor een WIA/WGA‑ of Ziektewet‑uitkering. Tot en met december 2019 zijn 1.232 diensten voor deze doelgroep ingekocht; waarvan 913 keer een Werkfittraject, 233 keer een Naar werk‑traject, 56 keer een modulair traject en 30 keer scholing.
We besteden bijzondere aandacht aan de arbeidsparticipatie van psychisch kwetsbare mensen. Hiervoor hebben we een convenant afgesloten met Cedris, Divosa, Federatie Opvang, GGZ Nederland, Stichting Mensen met Mogelijkheden, MIND, RIBW Alliantie en Stichting Samen Sterk zonder Stigma. In november 2019 heeft ook werkgeversvereniging AWVN zich bij dit convenant aangesloten. Per 1 januari 2017 is de onderzoeksubsidieregeling IPS (Individuele plaatsing en steun) EPA (ernstige psychische aandoeningen) in werking getreden, met een looptijd van vijf jaar. In totaal is er € 20 miljoen aan subsidie beschikbaar. Bij de start van de onderzoekregeling IPS EPA werd uitgegaan van 500 IPS‑trajecten per jaar met een bijbehorend budget van € 4,0 miljoen, op basis van een trajectprijs van € 8.000. In 2019 hebben we 611 trajecten toegekend, voor een bedrag van € 4,9 miljoen.
Het ministerie van SZW heeft € 1,3 miljoen subsidie beschikbaar gesteld waarmee we van mei tot en met november 2019 ook IPS‑trajecten konden inkopen voor personen met Common Mental Disorders (CMD). De subsidie per IPS‑traject bedroeg € 8.000. Voor mensen die onder de Participatiewet vallen betaalde UWV de helft, gemeenten moesten de overige € 4.000 bijdragen. Er was budget voor in totaal 200 trajecten, waarvan 125 voor UWV‑klanten (€ 1,0 miljoen) en 75 voor gemeentelijke klanten (€ 0,3 miljoen). De aanmelding verliep via ggz‑instellingen. Er zijn in totaal 94 trajecten voor UWV‑klanten toegekend en 75 trajecten voor gemeenteklanten. 28 gemeentelijke aanvragen werden afgewezen wegens het bereiken van het subsidieplafond. De kosten voor de UWV‑klanten bedroegen € 1,05 miljoen (inclusief € 0,3 miljoen, de helft van de kosten voor gemeentelijke klanten) en voor de gemeentelijke klanten € 0,3 miljoen.
Met het plaatsingspercentage arbeidsgehandicapten meten we hoeveel in een bepaald kalenderjaar gestarte re‑integratietrajecten hebben geleid tot een plaatsing in een betaalde baan na afronding van dat re‑integratietraject. Onder het oude inkoopkader nam een re‑integratietraject meerdere jaren in beslag en waren de effecten pas op langere termijn zichtbaar. Sinds juli 2016 kopen we zoals eerder vermeld voor werkfitte arbeidsongeschikten de diensten Naar werk in, deze hebben een doorlooptijd van maximaal zes tot negen maanden. Doordat er niet voor alle werkfitte arbeidsongeschikten werkplekken beschikbaar zijn, leiden echter niet alle Naar werk‑trajecten tot een plaatsing. De figuur toont ook dat het plaatsingspercentage de laatste jaren is gestegen. Van de in 2018 gestarte trajecten heeft 47% tot een plaatsing geleid. Het plaatsingspercentage van de in 2019 gestarte diensten zal verder stijgen, omdat diensten Naar werk in 2020 nog tot een plaatsing kunnen leiden.
Grafiek: Plaatsingspercentage mensen met een arbeidsbeperking
Inzet voorzieningen
Mensen met een beperking hebben soms hulp of een hulpmiddel nodig om hun werk goed te kunnen doen, om onderwijs te kunnen volgen of goed te functioneren in hun dagelijks leven. Bij de hulpmiddelen kan het gaan om intermediaire voorzieningen (vooral doventolken), meeneembare voorzieningen (zoals een brailleleesregel) en vervoersvoorzieningen (zoals de aanpassing van een auto). UWV verzorgt werk- en onderwijsvoorzieningen, en sinds 1 juli 2019 kunnen burgers ook bij ons terecht voor tolkvoorzieningen voor privésituaties (leefvoorzieningen). De uitvoering van voorzieningen is geconcentreerd op een aantal kantoren op basis van specialisatie: drie kantoren verzorgen de werk- en onderwijsvoorzieningen en vier andere doen jobcoaching en loondispensatie. Dit heeft voordelen voor zowel de klant als UWV. We kunnen de klant beter en eenduidiger informeren over onze beslissing om al dan niet een voorziening te verstrekken en we bouwen kennis over een specifieke doelgroep op waardoor we beter maatwerk kunnen bieden. De ervaring die we in 2018 hebben opgedaan met het uitvoeren van de tolkvoorziening op één kantoor gebruiken we nu om de specialisatie op de kantoren verder vorm te geven.
Werkvoorzieningen
Mensen met structureel functionele beperkingen kunnen bij UWV voorzieningen aanvragen die hen in staat stellen (weer) te gaan werken of onderwijs te volgen. In 2019 hebben we 44.900 werkvoorzieningen ingezet voor mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering, waarvan de meeste voor Wajongers (33.500). De uitgaven voor deze voorzieningen bedroegen € 72,0 miljoen en blijven daarmee ruim binnen het voor dit jaar beschikbare budget van € 85,0 miljoen. De uitgaven daalden met bijna 5% ten opzichte van 2018 (€ 75,6 miljoen). Dat komt vooral doordat we minder interne en externe jobcoaching en loondispensatie hebben toegekend.
Tabel: Aantal ingezette werkvoorzieningen
2019 | 2018 | |
Intermediaire voorzieningen | 4.525 | 3.755 |
Externe jobcoach | 18.623 | 20.427 |
Interne jobcoach | 2.531 | 2.962 |
Loondispensatie | 10.904 | 12.116 |
Meeneembare voorzieningen | 4.792 | 5.215 |
Starterskrediet | 29 | 33 |
Vervoersvoorzieningen | 3.320 | 3.217 |
Overige voorzieningen | 147 | 178 |
Totaal | 44.871 | 47.903 |
- * Bij jobcoaching maakt UWV onderscheid tussen externe jobcoaching, waarbij de klant wordt begeleid door een coach van een jobcoachbedrijf, en interne jobcoaching, waarbij de werkgever subsidie krijgt om een jobcoach uit het eigen bedrijf in te zetten.
Per 1 juli 2019 zijn de normbedragen voor voorzieningen herijkt. Daardoor hebben klanten die gebruikmaken van een (rolstoel)taxi als vervoersvoorziening in een aantal gevallen sinds die datum niet het volledige bedrag vergoed gekregen waar zij recht op hebben. We hebben uitgezocht welke klanten recht hadden op een nabetaling. Een deel van de nabetalingen is in 2019 gedaan en een deel vindt nog plaats in 2020.
Technologische ontwikkelingen bieden nieuwe mogelijkheden voor werk- en onderwijsvoorzieningen (zie ook de paragraaf Kennisontwikkeling, onder Weten wat werkt). UWV wil graag nieuwe technologieën inzetten, maar de huidige wettelijke kaders lijken soms te beperkend voor maatwerkoplossingen. Zo kan UWV nu geen voorzieningen verstrekken aan de werkgever. Verder geldt de regel dat de voorziening altijd de goedkoopste adequate oplossing voor de persoon in kwestie dient te zijn. Een eventuele technologische innovatie kan daardoor alleen als voorziening worden verstrekt als er geen goedkopere alternatieven zijn. In de pilot Generieke werkgeversvoorziening die per 1 maart 2020 start gaan we onderzoeken of en hoe voorzieningen die gebruikmaken van nieuwe technologieën toch kunnen worden vergoed. In 2019 hebben we samen met het ministerie van SZW voorwaarden ontwikkeld waaronder UWV kan experimenteren binnen het wettelijk kader. UWV kan aan de werkgever subsidie verlenen voor aanpassingen aan zijn bedrijf, bedrijfsmiddelen of het werkproces om personen met een structureel functionele beperking in dienst te nemen. De voorziening moet dan wel gedurende minimaal drie jaar door een of meerdere personen worden gebruikt. Doordat de kosten van de voorziening hierdoor over meerdere personen en/of een langere periode worden uitgesmeerd, wordt het mogelijk de inzet van nieuwe technologieën eerder dan nu het geval is aan te merken als goedkoopste adequate oplossing. Daarnaast hebben we frequent overleg met de ministeries van OCW en SZW, en voor de tolkvoorziening ook met het ministerie van VWS, over de vrijheid van UWV om innovatieve middelen als voorziening in te zetten.
Onderwijsvoorzieningen
In 2019 hebben we 5.135 onderwijsvoorzieningen toegekend. Dat zijn er minder dan in 2018 (6.276). Deze daling komt doordat we in 2019 minder communicatiehulpmiddelen en computers hebben toegekend. Dat is mogelijk het gevolg van een aantal begin 2018 doorgevoerde beleidswijzigingen. Uitgangspunt daarvan is dat het voor bepaalde onderwijstypen gebruikelijk is dat mensen zelf over een computer beschikken. UWV verstrekt alleen nog computers aan leerlingen in het (speciaal) basisonderwijs, inclusief jonge kinderen in groep 1 en groep 2, en leerlingen in de eerste vier klassen van het voorgezet onderwijs die hiervoor een indicatie hebben ontvangen. Verder vervangt UWV alleen nog eenmalig de computer van leerlingen die al over een computer van UWV beschikken. Daarnaast worden accessoires en de installatie van communicatiehulpmiddelen en computers niet meer geregistreerd als aparte producten.
Onderwijsvoorzieningen worden gefinancierd met een bijdrage van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) aan het Arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten (Afj). Inclusief uitvoeringskosten hebben we in 2019 € 26,4 miljoen aan onderwijsvoorzieningen uitgegeven. De grootste kostenstijging doet zich voor bij intermediaire onderwijsvoorzieningen. Dat komt door een toename van zowel het aantal klanten dat gebruikmaakt van de tolkvoorziening (met 7%) als het gemiddeld aantal uren dat ze deze gebruiken (met 2%). Daarnaast wordt het uurtarief van de tolken tweemaal per jaar geïndexeerd.
Tabel: Uitgaven onderwijsvoorzieningen
Bedragen x € 1 miljoen | 2019 | 2018 |
Intermediaire voorzieningen | 13,1 | 11,7 |
Meeneembare voorzieningen | 3,8 | 4,0 |
Vervoersvoorzieningen | 8,1 | 7,7 |
Totaal voor de klant | 25,0 | 23,4 |
Uitvoeringskosten | 1,4 | 1,4 |
Totaal | 26,4 | 24,8 |
Leefvoorzieningen
De tolkvoorziening is een intermediaire voorziening. Sinds 1 juli 2019 voert UWV in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) ook de tolkvoorzieningen in het leefdomein uit (voor deelname aan het maatschappelijk verkeer). Hierdoor verstrekt UWV nu alle tolkvoorzieningen voor werk, onderwijs en leefdomein. Mensen met een auditieve beperking kunnen sinds 1 juli dus terecht bij één centraal loket bij UWV voor het aanvragen van alle tolkuren. De bemiddeling en tolkfacturatie zijn uitbesteed aan een externe partij, Tolkcontact. De overgang naar de nieuwe wijze van uitvoeren en het nieuwe systeem is zonder problemen verlopen. Het komend jaar blijven we de kwaliteit van de dienstverlening toetsen. We voeren controles uit in het proces van aanvraag tot en met betaling en monitoren de facturatie en de uitnutting van het budget. Op een aantal aspecten zijn controles niet mogelijk of moeilijk uitvoerbaar (zoals de vergoeding voor geannuleerde tolkopdrachten) en wordt vertrouwd op de goedkeuring door de tolkgebruiker. Daarnaast ontbreekt op onderdelen van de regelgeving voor leefvoorzieningen een nadere uitwerking door UWV. Dit alles leidt tot onzekerheid met betrekking tot de rechtmatige uitvoering van de tolkvoorzieningen. Hierover zal nadere afstemming met de betrokken departementen plaatsvinden.
Per 1 juli 2019 zijn 7.081 lopende toekenningen voor de Tolkvoorziening in het leefdomein aan UWV overgedragen. Sinds diezelfde datum heeft UWV in 2019 132 toekenningen aan nieuwe klanten verstrekt. De uitgaven voor deze nieuwe toekenningen bedragen € 35.970. Verder hebben 636 personen met een lopende voorziening een maatwerkaanvraag ingediend omdat zij meer tolkuren nodig hadden. Al deze aanvragen zijn toegekend en de uitgaven hiervoor bedragen circa € 1,4 miljoen. Aan 103 organisaties is een voorziening toegekend waarvoor € 0,6 miljoen is uitgegeven.
Intermediaire voorzieningen in het leefdomein worden gefinancierd met een bijdrage van het ministerie van VWS aan het Arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten. Inclusief uitvoeringskosten hebben we in 2019 € 6,8 miljoen aan intermediaire voorzieningen uitgegeven. Voor de uitgaven voor de klant is een budget van € 6,0 miljoen toegekend. We hebben € 5,4 miljoen uitgegeven, dit is 90% van het toegekende budget.
Tabel: Uitgaven voorzieningen leefdomein
Bedragen x € 1 miljoen | 2019 | 2018 |
Intermediaire voorzieningen | 5,4 | n.v.t. |
Totaal voor de klant | 5,4 | n.v.t. |
Structurele uitvoeringskosten | 0,7 | n.v.t. |
Incidentele kosten | 0,7 | n.v.t. |
Uitvoeringskosten | 1,4 | n.v.t. |
Totaal | 6,8 | n..v.t. |
Aandacht voor inkoop re-integratietrajecten en inzet voorzieningen
In 2019 is uit meerdere onderzoeken naar voren gekomen dat de inkoop van re‑integratietrajecten en voorzieningen beter moet en kan. In 2020 nemen we daarom meerdere maatregelen om deze dienstverlening te verbeteren. We scherpen onder andere onze opdrachtgeversrol binnen het inkoopkader AG aan en ontwikkelen een nieuw inkoopkader voor scholing. De hiervoor ingestelde regiegroep zal in maart 2020 het regieplan opleveren.